Geplaatst op Geef een reactie

Hoefkatrolontsteking, einde verhaal?

Hoefkatrol, een veelvoorkomende aandoening. Wat is hoefkatrol eigenlijk en wat zijn de mogelijke oorzaken van deze aandoening? Om het fenomeen hoefkatrolontsteking goed te begrijpen beginnen we met een stukje anatomie, waarna de mogelijke oorzaken worden uitgelegd en tot slot wat je kan doen als je paard hoefkatrolontsteking heeft.

Anatomie

De hoefkatrol bestaat uit verschillende onderdelen. Aan de achterzijde van het hoefgewricht ligt het straalbeentje. Dit kleine botje is bedekt met een dun laagje kraakbeen, waardoor de buigpees makkelijk het straalbeentje heen kan bewegen. De diepe buigpees die aan de achterzijde van het been loopt en aanhecht aan het hoefbeentje zorgt samen met de oppervlakkige buiger voor het buigen van de ondervoet.

Tussen de diepe buigpees en het straalbeentje ligt een slijmbeurs. Deze slijmbeurs kun je zien als een soort zakje, gevuld met geleiachtige vloeistof, waardoor de diepe buiger nog makkelijker over de achterzijde van het straalbeentje kan glijden. Het straalbeentje is met een aantal kleine ligamentjes (bandjes) bevestigd aan het hoefbeen en het kroonbeen, die samen het hoefgewricht vormen. Deze ligamentjes houden het straalbeentje op z’n plek. De diepe buigpees, de slijmbeurs, de ligamentjes en het straalbeen vormen samen de hoefkatrol.

Heel specifiek is hoefkatrolontsteking artrose van het kraakbeenlaagje aan de achterzijde van het straalbeentje daar waar de diepe buiger er overheen glijdt. Op de diepe buiger zit ook een kraakbeenlaagje. Er is geen sprake van een gewricht, maar aangezien er 2 kraakbeenlagen over elkaar heen bewegen kunnen daar wel veranderingen optreden in het kraakbeen zoals bij artrose.

Op een röntgenfoto is hoefkatrolontsteking te zien als osteophyten (botnieuwvorming) aan de randen van het straalbeentje en radiolucente (te donkere ipv witte) plekjes in het midden van het straalbeentje door botoplossing.

Voedingskanaaltjes horen in het straalbeentje te zitten. Volgens wetenschappelijk pathologisch onderzoek van James R. Rooney is er geen correlatie tussen het aantal, de vorm en de lengte van deze kanaaltjes en hoefkatrolontsteking. Dit in tegenstelling van wat algemeen wordt aangenomen.

De oorzaken van hoefkatrolontsteking

Mechanische overbelasting

1) Wanneer een paard te veel gewicht heeft op de voorhand en over zijn tempo heen gereden wordt, landt het paard te veel op zijn toon en te hard. Dit geeft een trilling. Deze trilling kan schade geven in het hoefkatrol gebied. Ook bij springpaarden wordt de voorzijde van de hoef tijdens de landing flink belast.

2) Wanneer een paard niet correct op zijn hoeven staat, waarbij met name de toon te lang is, neemt de kans op het ontstaan van hoefkatrolontsteking toe. Dit doordat hierbij ook sneller op de toon geland wordt en doordat het paard niet goed af kan rollen over de toon. Daardoor wordt de belastingsfase langer dan gewenst.

3) Als een paard moe is neemt de coördinatie af en wordt het been minder goed opgetild. Met name het laatste zorgt er ook weer voor dat het paard meer op de toon gaat landen met trillingen tot gevolg.

4) Een harde bodem geeft verhoogd risico op hoefkatrolontsteking.

5) Hoefkatrolontsteking is daarnaast te vergelijken met RSI (repetitive strain injury) bij mensen. Trainingen die langdurig en intensief zijn, zonder voldoende rustpauzes verhogen het risico op hoefkatrolontsteking. Ook is het belangrijk om niet dagelijks intensief te trainen maar training en herstel in balans te houden.

Erfelijke component
Er wordt aangenomen dat er ook sprake is van een erfelijke component.

Symptomen en diagnose

Hoefkatrolontsteking komt bij alle rassen voor en het kan paarden van alle leeftijden treffen. Meestal worden paarden met deze problemen aangeboden op een leeftijd tussen de 6 en 10 jaar. Het zijn eigenlijk altijd de voorbenen die met dit probleem te maken krijgen en vaak zijn beide voorbenen betrokken.

De kreupelheid of veranderingen van de beweging van het paard beginnen geleidelijk. Aangezien hoefkatrolontsteking vaak wordt aangetroffen in beide voorbenen gaat het paard geleidelijk korter en stijver bewegen. Soms zijn de klachten heel vaag. Een paard dat minder graag wil werken of onprettig in de aanleuning is geworden. Regelmatig wordt als klacht genoemd dat het paard frequent struikelt.

Meestal is de aandoening ernstiger in 1 van de voorbenen waardoor een paard ook kreupel kan gaan lopen. Op zachte bodem loopt het paard vaak heel acceptabel. Op harde bodem zal het dier korter en stijver gaan bewegen en op de harde volte zal het paard een kreupelheid tonen aan het binnenbeen. Het is een kreupelheid die kan wisselen in ernst, na een rustperiode verbetert of verdwijnt maar vaak weer terugkomt.

Vaak wordt hoefkatrolontsteking gediagnostiseerd mbv röntgenfoto’s. Op de foto kunnen afwijkingen aan het straalbeen zichtbaar zijn. Afhankelijk van de rand van het straalbeen en de mate waarin de voedingskanalen zijn gevormd, is er een kwalificatie te geven die van 0 tot 4 loopt. Een hogere score betekent een slechter straalbeen.

De interpretatie van de röntgenfoto is niet eenvoudig. Uit de praktijk blijkt dat paarden met een ernstige kreupelheid vanuit de ondervoet soms toch een goed straalbeentje hebben. Andersom is ook mogelijk. Wanneer bij een paard een slecht straalbeentje gevonden wordt wil dit niet per definitie zeggen dat het dier kreupel is. Sterker nog, er zijn genoeg paarden die prima in de sport presteren met minder goede straalbeentjes.

Wanneer er sprake is van een goed straalbeentje, maar toch een kreupelheid vanuit het hoefkatrol systeem kunnen andere onderdelen zoals de ligamentjes, de slijmbeurs en de aanhechting van de diepe buigpees een rol spelen. Deze zijn niet te beoordelen op de foto, maar kunnen wel met behulp van CT , MRI en echografie in beeld gebracht worden.

Wat heeft Equicare-plus te bieden voor paarden met hoefkatrolontsteking?

Het is onze ervaring de afgelopen 10 jaar dat paarden die gediagnostiseerd zijn met hoefkatrolontsteking altijd veel problemen hebben in de wervelkolom. Wij zijn er dan ook van overtuigd dat rugklachten een belangrijke factor zijn in het ontstaan van hoefkatrolontsteking. Wanneer paarden een blokkade hebben laag in de hals en/ of de overgang van de halswervels naar de borstwervels (CTO) zorgt dit voor een verminderde bewegingsmogelijkheid van het schouderblad. Aan de CTO zitten ook de voorste ribben links en rechts. Wanneer deze geblokkeerd en pijnlijk zijn zal het paard zijn bewegingspatroon dusdanig aanpassen dat de ribben zo min mogelijk belast worden.

Dit betekent dat het paard zijn voorbenen niet goed naar voren brengt, zijn benen naar buiten draait of juist een beetje O-benig gaat staan en/ of bodemnauw. In ieder geval afwijkend van de natuurlijke stand. Dit geeft allerlei veranderingen in het bewegingspatroon die in meerdere gewrichten overbelastingen kunnen geven.

Hierdoor kan artrose in bijvoorbeeld de kootgewrichten ontstaan of lager in de ondervoet. Doordat het paard zijn benen niet goed naar voren plaatst, wordt er vaak meer op de toon geland of juist meer op de verzenen. Het landen op de toon geeft vibratie in de hoef wat hoefkatrolontsteking of blessures van ander structuren kan veroorzaken.

Daarnaast kan een paard wat geblokkeerd zit laag in de hals geen goede schoftlift maken. Dit betekent dat er meer gewicht op de voorhand komt en de voorbenen nog eens extra belasting te verwerken krijgen.

Wanneer het paard laag in de hals geblokkeerd zit, gaat het ook elders in de wervelkolom fout. Onder andere laag in de rug en het heiligbeen. Dit heeft dan weer tot gevolg dat de achterbenen niet goed kunnen functioneren. Wanneer het si gewricht pijnlijk is of disfunctioneel kunnen de achterbenen niet in een mooie rechte lijn opgetild en naar voren gebracht worden. Hierdoor kan het paard zich niet goed dragen op de achterhand en blijft de belasting op de voorbenen hoog.

Met behulp van een thermografisch onderzoek kunnen wij de problemen in de wervelkolom in beeld brengen evenals de hoefbeenbalans. Wanneer we hier problemen in aantreffen kunnen we dit behandelen en in balans brengen. Heel vaak geeft dit bijzonder goede resultaten zeker wanneer het gecombineerd wordt met training waarbij het paard leert zichzelf in verticaal evenwicht te houden en zichzelf te dragen op de achterhand.

Het laag diep en rond rijden van een paard verhoogd het risico op hoefkatrolontsteking of andere blessures in de ondervoet het paard omdat:

  • Het paard geen goede schoftlift kan maken waardoor de belasting op de voorbenen hoog blijft.
  • Wanneer het tempo daarbij nog eens hoog is neemt de belasting op de voorbenen toe.
  • De belastingsfase van de voorbenen van een LDR gereden paard is langer waardoor de belasting op de ondervoet ook groter is. De achterbenen zijn te ver achter het lichaam waardoor ze minder goed kunnen dragen.
  • Een LDR getraind paard zet zijn rug vast in de lendenen (zie het onderzoek van Jean Marie Denoix) mbv de diepe rugspieren. Hierdoor blokkeren deze wervels uiteindelijk en raakt de overgang van de laatste lendenwervel naar het heiligbeen overbelast. Hieruit volgen weer problemen met het heiligbeen en de SI gewrichten.

Geef niet op als je paard de diagnose hoefkatrolontsteking krijgt, maar neem contact op met Equicare-Plus!

Auteur: Karin Leibbrandt

Geef een reactie